Je hoeft je niet altijd wat af te vragen. Soms krijg je
antwoorden gewoon, haast uit het niets, uit de stilte.
Ongevraagd, ongewild.
Zoals: “Hoe laat zouden de vogels vandaag beginnen met
zingen? En welke zet in?”
Kwart voor vier, de merel.
Dat beest moet een eind naar boven zijn gevlogen om naar de
zon te spieken. Toen was het geoorloofd om de eerste te zijn, inzetten maar!
Z’n zang klonk een stuk minder liefelijk dan wat hij overdag
heeft te melden kan ik zeggen. Het kan ook liggen aan de halve minuten stilte
tussen het luidkeelse gekwetter dat door de stille lege straten klonk.
Terwijl ik wakker lig van deze merel vind ik ‘m asociaal.
Asociaal? Ja, net als een hangjongere met een gettoblaster die op de raarste
tijden en plekken rondplakken. Nét binnen gehoorafstand van iemand die een
slaapje wil doen. Altijd.
Slaapdronken en chagrijnig visualiseer ik me dat hij een
spelletje aan het spelen is met andere vogels. Ze spelen CSI na, en meneer blackbird is de zwarte, gedoodverfde
crimineel in mijn hoofd.
Met teveel praatjes om maar niet verdacht te lijken. Maar
ondertussen is zijn deuntje ’s nachts dus wel anders dan overdag. Ik heb ‘m zó
door.
Wacht maar merel, tot de duiven komen.
Hét CSI team dat je
weg zal jagen en mij m’n rust geeft.
Ik hoor er al twee in de verte.
Kwart over vier, twee houtduiven.
Als een zelfvervullende profetie, of als een voorgekauwde en
voorspelbare aflevering van CSI, is de merel na dit duivengeroep niet meer te
horen.
Wauw.
Zacht duivengekoer doet me niet zo veel gelukkig.
Vlak voordat ik eindelijk weer in slaap val vraag ik me nog
één ding af: “Welke vogel speelde nou het slachtoffer?”
Natuurlijk...
Het roodborstje.
Dat dramatisch ergens in een dakgoot met z’n vleugel over z’n
kopje aan het doen is alsof hij is gestoken door de merel.
Oogjes dicht.
Snaveltjes toe.
No comments:
Post a Comment